zaterdag 22 oktober 2011

Hiro

Machteloos keek ik hoe Natsumi door de grote deur naar buiten verdween. Ik twijfelde even. Moest ik achter haar aangaan? Ze had er best wel verdrietig uitgezien, terwijl ze een halfuurtje eerder nog gestraald had als nooit tevoren. Mijn ogen zochten dat vervelende mannetje op in de zaal. Dus hij had haar iets gezegd hè? Als hij de reden was dat Natsumi nu zo depri keek zou hij er niet zomaar mee wegkomen. Ik schrok een beetje van mijn eigen gedachten. Ik was normaal gesproken helemaal geen agressief type, maar ik had het gevoel dat ik iemand die het voor elkaar kreeg om de pretlichtjes in Natsumi's prachtige ogen zo te doven niet zomaar zijn gang kon laten gaan. Maar dat was een verkeerde instelling, wist ik. Belangrijker dan wraak was troost. Natsumi's welzijn was belangrijker dan dat miezerige mannetje. Hij was het niet waard. Ik stond abrupt op en keek naar de hoge eikenhouten deur waar Natsumi zojuist door was gelopen. Ik haalde diep adem en liep er toen doorheen. Besluiteloos keek ik om me heen. Natsumi kon nog niet ver zijn, maar ik wist niet welke kant ze op was gegaan, noch wat ik tegen haar ging zeggen als ik haar eenmaal gevonden zou hebben. Ik overwoog net terug naar binnen te gaan toen ik een flits van een knalrode stof om de hoek zag verdwijnen. "Natsumi!" Ik liep de hoek om en zag Natsumi haastig van me af lopen. Ze tilde de rand van haar lange jurk op, als een vluchtende prinses. "Natsumi, wacht!" Mijn stem klonk smekend. Natsumi stond even stil, schudde toen haar hoofd en liep verder. Haar schouders hingen. Ik kreeg er een brok van in mijn keel. "Natsumi!" Ik versnelde mijn pas en greep haar slanke pols in een opwelling. "Wacht, alsjeblieft." Natsumi stond stil. "Natsumi... Wat is er aan de hand." Natsumi haalde haar schouders op. Ze keek me nog steeds niet aan. "Ik heb even frisse lucht nodig." zei ze zachtjes. Haar stem klonk anders dan normaal. Vlakker, minder opgewekt. Met de seconde groeide mijn woede tegenover die vervelende jongen. "Goed." zei ik, en ik liet mijn greep op Natsumi's pols verslappen. "Maar dan ga ik met je mee." Natsumi keek om. Haar blik was verrast. Ineens realiseerde ik me hoe opdringerig dat had geklonken. "Als je dat wilt, ten minste." voegde ik er snel nog aan toe. Natsumi liet een waterig glimlachje zien. "Ja," zei ze zachtjes. "Dat wil ik wel." Ik grijnsde en verplaatste mijn hand van Natsumi's pols naar haar handpalm. Als vanzelf verstrengelde onze vingers zich met elkaar. We liepen zwijgend richting de buitendeur. De koele avondlucht was een welkome afwisseling van de benauwde balzaal. Na een tijdje zwijgend in het duister te hebben gestaard kon ik me niet meer inhouden. "Natsumi... Vertel me alsjeblieft wat er aan de hand is..." mompelde ik voorzichtig. Natsumi zweeg. Ik schraapte mijn keel. "Ik zie je niet graag zo..." zei ik bijna onhoorbaar. Natsumi keek op. "Zo... hoe?" vroeg ze, nog steeds met een trieste ondertoon. "Zo... niet-Natsumi-achtig." zei ik met een onzeker glimlachje. Natsumi knikte. Tot mijn vreugde zag ik haar mondhoeken omhoog krullen. "Het was niet echt belangrijk." zei ze schouderophalend. "Ik weet niet... Ik liet me gewoon even meeslepen." Ik knikte langzaam en ging voor Natsumi staan. Voorzichtig pakte ik ook haar andere hand. "Kijk me eens aan." zei ik hoopvol. Natsumi tilde haar hoofd op en haar helderblauwe ogen schoten heen en weer tussen de mijne. Zonder erbij na te denken liet ik Natsumi's linkerhand los en legde mijn nu vrije hand tegen Natsumi's wang aan. Haar huid was superzacht, en deed me denken aan rozenblaadjes. Natsumi glimachte. Ik voelde hoe een warm gevoel zich door mijn lichaam verspreidde. "Het gaat wel weer." zei Natsumi toen. "Mooi." zei ik. Even keken we elkaar ademloos aan. Toen leek ze me even een minuscuul knikje te geven. Het was moeilijk te zeggen wie er begon, maar even later omhelsden we elkaar. Natsumi's hoofd rustte tegen mijn borst, en ik streelde haar zachtjes door haar haar, voorzichtig om haar zorgvuldig gestylede kapsel niet in de war te maken. Na een tijdje lieten we elkaar los. "Zullen we maar weer naar binnen gaan?" vroeg Natsumi. De pretlichtjes waren terug in haar ogen. Mijn wraakgevoelens verdwenen als sneeuw voor de zon. Ik knikte en pakte Natsumi's hand. Samen liepen we terug naar de overvolle balzaal.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten